Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001 art. 13 ( tekst 2015)
13
Andere aangewezen bedrijfsmiddelen 1 Als andere aangewezen bedrijfsmiddelen als bedoeld in artikel 3.34, tweede lid, van de wet , worden voorts aangewezen: bedrijfsmiddelen die niet eerder in gebruik zijn genomen, voor zover de belastingplichtige ter zake van de aanschaffing verplichtingen is aangegaan of ter zake van de voortbrenging voortbrengingskosten heeft gemaakt in het kalenderjaar 2009, 2010, 2011 of in de periode van 1 juli tot en met 31 december 2013, en het bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2012, vóór 1 januari 2013, vóór 1 januari 2014, onderscheidenlijk vóór 1 januari 2016, door hem in gebruik wordt genomen. Met betrekking tot een schip waarvoor verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt in het kalenderjaar 2010, 2011 of in de periode van 1 juli tot en met 31 december 2013, is de eerste volzin slechts van toepassing indien de winst met betrekking tot dit schip ten minste tot 1 januari 2020, ten minste tot 1 januari 2021, onderscheidenlijk ten minste tot 1 januari 2023, niet wordt bepaald met toepassing van artikel 3.22 van de wet . De inspecteur kan voor situaties van een zakelijke vervreemding ontheffing van de toepassing van de tweede volzin verlenen.
Uitgezonderde bedrijfsmiddelen 2 Tot de bedrijfsmiddelen, bedoeld in het eerste lid, behoren niet:
  • a. gebouwen;
  • b. woonschepen;
  • c. bromfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wegenverkeerswet 1994;
  • d. motorrijwielen als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 ;
  • e. personenauto’s als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 , die niet zijn bestemd voor het beroepsvervoer over de weg, en met uitzondering van zeer zuinige personenauto’s als bedoeld in het vierde lid;
  • f. immateriële activa;
  • g. dieren;
  • h. voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen en paden, daaronder begrepen de in die wegen en paden liggende bruggen, viaducten, duikers en tunnels;
  • i. bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om – direct of indirect – hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden, uitgezonderd bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om voor korte duur te worden verhuurd aan opeenvolgende huurders;
  • j. bedrijfsmiddelen waarop uit anderen hoofde willekeurig wordt afgeschreven.
3 De in het eerste lid genoemde datum van 1 januari 2012, 1 januari 2013, 1 januari 2014, onderscheidenlijk 1 januari 2016, waarvoor de ingebruikneming van het bedrijfsmiddel dient plaats te vinden, wordt verschoven, indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de ingebruikneming door bijzondere omstandigheden is vertraagd. De verschuiving bedraagt zoveel dagen als door die omstandigheden wordt gerechtvaardigd.
Zeer zuinige auto 4 Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel e, wordt onder een zeer zuinige personenauto verstaan een personenauto met een CO 2-uitstoot als bedoeld in artikel 3.20, zesde lid, van de wet van niet meer dan:
  • a. 95 gram per kilometer bij een auto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking, respectievelijk 110 gram per kilometer bij een auto die niet wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, voor auto’s waarvoor de belastingplichtige ter zake van de aanschaffing verplichtingen is aangegaan in het kalenderjaar 2009, 2010 of 2011;
  • b. 88 gram per kilometer bij een auto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking, respectievelijk 95 gram per kilometer bij een auto die niet wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, voor auto’s waarvoor de belastingplichtige ter zake van de aanschaffing verplichtingen is aangegaan in de periode van 1 juli tot en met 31 december 2013.